Bij het bekritiseren van de prioriteiten en vooroordelen van de media maken we voor ten minste een deel van de feiten vaak gebruik van de media zelf. Dit biedt de mogelijkheid voor een klassieker ongelegene bewering, waarin de citaten van feiten uit de reguliere pers door een criticus van de pers worden aangeboden als een triomfantelijk ‘bewijs’ dat de kritiek zichzelf weerlegt en dat de berichtgeving in de media over betwiste kwesties inderdaad adequaat is. Dat de media enkele feiten over een kwestie verstrekken, bewijst echter absoluut niets over de adequaatheid of nauwkeurigheid van die berichtgeving. De massamedia onderdrukken feitelijk heel veel letterlijk, zoals we in de volgende hoofdstukken zullen beschrijven. Maar nog belangrijker in deze context is de kwestie van de aandacht die aan een feit wordt besteed – de plaatsing, toon en herhalingen ervan, het analysekader waarbinnen het wordt gepresenteerd, en de gerelateerde feiten die ermee gepaard gaan en er betekenis aan geven (of uitsluiten). begrip). Dat een zorgvuldige lezer die naar een feit zoekt, het soms met ijver en een sceptische blik kan vinden, vertelt ons niets over de vraag of dat feit de aandacht kreeg die het verdiende, of het voor de lezer begrijpelijk was of effectief werd verdraaid en onderdrukt. Welk niveau van aandacht het verdiende kan discutabel zijn, maar de pretentie dat, omdat bepaalde feiten door een ijverige en sceptische onderzoeker in de media kunnen worden gevonden, de afwezigheid van radicale vooroordelen en de facto onderdrukking daarmee aantoont, klopt niet.
— Edward Herman en Noam Chomsky, "Manufacturing Consent", voorwoord, pagina lxii