In de diplomatieke onderhandelingen die nu geheel onverwacht tot bloei komen tussen Iran en de Verenigde Staten moet worden gezegd dat de Iraniërs blijk hebben gegeven van een groter vermogen tot verbale formules die tot de verbeelding van het volk spreken.
Toen de nieuwe president van Iran, Hassan Rouhani, suggereerde dat Iran bereid zou zijn diplomatie aan te gaan met wat de Iraniërs vroeger de Grote Satan noemden, hield iedereen zijn adem in totdat we allemaal wisten of de hoogste leider van Iran, Ayatollah Ali Khamenei, dit zou onderschrijven. deze inspanningen.
Op 17 september zei Khamenei in een toespraak: “Ik ben het eens met wat ik jaren geleden ‘heroïsche clementie’ noemde, omdat een dergelijke aanpak in bepaalde situaties heel goed en noodzakelijk is, zolang we maar vasthouden aan onze belangrijkste principes.”
Gewapend met de steun voor heroïsche clementie ging Rouhani naar de Verenigde Naties om het proces op gang te brengen. Hij en president Obama dansten voorzichtig in de publieke schijnwerpers en vermeden zo ver te gaan dat ze publiekelijk de hand schudden. Beide partijen kwamen echter overeen dat de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken John Kerry en de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken, Mohammad Javad Zarif, elkaar publiekelijk en privé zouden ontmoeten om de gemeenschappelijke basis te verkennen.
Eén resultaat was de Iraanse suggestie aan de Verenigde Staten dat Obama Rouhani zou bellen, wat hij ook deed. Rouhani zei dat het telefoongesprek blijk gaf van ‘constructieve interactie’. Obama was het ongetwijfeld eens met de formulering. Maar van constructieve interactie naar succesvolle onderhandelingen is een lange weg, en er is niet veel tijd om het traject te voltooien. De vraag voor beide partijen is hoe ‘toegeeflijk’ ze kunnen zijn in hun ‘constructieve interactie’ en toch ‘vasthouden aan (hun) hoofdprincipes’. Er lijkt heldendom voor nodig te zijn.
Het lijkt erop dat zowel Rouhani als Obama graag zouden willen dat deze onderhandelingen succesvol zouden zijn, om dezelfde drie redenen aan beide kanten. Ten eerste zijn ze allebei van mening dat oorlogvoering een ramp zou zijn voor hun eigen land. Ten tweede denken ze allebei dat een succes in deze onderhandelingen hun eigen hand in de interne politiek aanzienlijk zou versterken. Ten derde zijn ze zich allebei scherp bewust van de grenzen van hun werkelijke macht, zowel persoonlijk als nationaal. Een mislukking zou hen enorm verzwakken, zowel persoonlijk als nationaal.
Toch ondervinden beide partijen aanzienlijke (misschien moet ik zeggen formidabele) tegenstand in hun eigen kamp. Elke partij moet zijn thuispubliek ervan kunnen overtuigen dat zij bij een definitieve overeenkomst de beste van de deal hebben gekregen. Over het algemeen gesproken is een echte win-win-oplossing van conflicten zeldzaam, en dit is een bijzonder controversiële en langdurige controverse, een behoorlijk nare controverse.
We moeten dus onderzoeken hoeveel ruimte er is voor ‘heroïsche clementie’. Het korte antwoord is niet veel. In de eerste plaats heerst er aan beide kanten een diep wantrouwen. De Iraniërs weten dat de Verenigde Staten betrokken zijn bij pogingen om regimeveranderingen te bewerkstelligen sinds de CIA in 1953 met succes samenspande om Mohammad Mossadegh als premier af te zetten, een misdaad die uiteindelijk door president Obama werd erkend. Ze geloven dat de Verenigde Staten nog steeds in dit spel zitten, hoewel president Obama nu zegt dat dit niet het geval is, of dat dit niet langer het geval is.
De Verenigde Staten herdenken de inbeslagname van hun ambassade in Teheran in 1979, en de lange gevangenschap van hun personeel in de ambassade. Bovendien zijn de Verenigde Staten van mening dat het huidige Iraanse regime al geruime tijd probeert een kernmacht te worden, ondanks meerdere ontkenningen door de Iraanse autoriteiten, onder meer door Ayatollah Khamenei zelf.
De haviken in beide landen zijn van mening dat er niets is veranderd en dat geen enkele diplomatieke verklaring van de andere kant ook maar de minste geloofwaardigheid mag krijgen. Laten we beginnen met het beste scenario. Laten we aannemen dat zowel Rouhani als Obama menen wat ze momenteel zeggen, dat wil zeggen dat de haviken ongelijk hebben en dat beide mannen eerlijk proberen een formule te vinden die zou bewijzen dat de haviken ongelijk hebben.
Wat moesten ze doen om te bewijzen dat de haviken ongelijk hadden? Best veel. Waar het voor de Iraniërs op neerkomt is dat de Verenigde Staten erkennen dat zij op het gebied van kernenergie dezelfde rechten hebben als alle andere landen onder het huidige internationale recht, namelijk het recht om uranium te verrijken. Dit betekent niet dat Iran noodzakelijkerwijs kernwapens moet ontwikkelen. De Iraniërs merken op dat veel landen (bijvoorbeeld Zuid-Korea en Brazilië) niveaus van uraniumverrijking hebben die de Verenigde Staten (en uiteraard Israël) aan Iran zouden moeten onthouden. Vanuit Iraans standpunt is dit niet alleen een schending van het internationaal recht, maar ook een belediging van hun waardigheid.
Het uiteindelijke resultaat voor de Verenigde Staten lijkt een verifieerbare garantie te zijn dat Iran daadwerkelijk geen kernwapens zal ontwikkelen. Voor hoeveel jaar (voor altijd?) de Verenigde Staten een dergelijke toezegging verwachten, is helemaal niet duidelijk. Een van de problemen hier is dat het niet zo eenvoudig is om de uitvoering van een dergelijke toezegging te verifiëren.
De onderhandelingen over de politieke toekomst van Syrië, die Genève 2 wordt genoemd, zijn wellicht de sleutel tot de mogelijkheid van een akkoord tussen Iran en de Verenigde Staten. De Russen, die de hoofdrol hebben gespeeld bij het afweren van de Amerikaanse militaire actie in Syrië, pleiten voor de opname van Iran onder de deelnemers. Mochten zij erin slagen de Verenigde Staten en de West-Europeanen ervan te overtuigen dat dit een verstandig idee is, dan zal dit de Iraniërs enigszins geruststellen dat zij serieus worden genomen als deelnemer aan beslissingen over hun regio.
Maar het kan natuurlijk zijn dat Genève 2 nooit zal plaatsvinden, met of zonder Iran. Op dit moment verzetten de zogenaamde Syrische rebellen zich tegen hun komst, en als er toch een paar komen, is het niet duidelijk of zij werkelijk de belangrijkste strijdkrachten in Syrië kunnen inzetten.
Iran en de Verenigde Staten hebben belangrijke gemeenschappelijke belangen in de regio – zowel in zaken die Afghanistan en Irak betreffen als in zaken die Syrië en Palestina betreffen. Maar dit objectief beweren betekent niet dat deze analyse stand zal houden. De kansen lijken eigenlijk klein. Maar een paar weken geleden zou ik hetzelfde hebben gezegd over de ontwikkelingen in Syrië. Er kunnen nog verrassingen zijn.
ZNetwork wordt uitsluitend gefinancierd door de vrijgevigheid van zijn lezers.
Doneren