De afgelopen weken is dat wel het geval geweest veel kritiek op de Amerikaanse National Security Agency. Het land bespioneert zonder onderscheid mensen – zelfs de burgers van zijn Europese bondgenoten – luidt de woedende en duidelijk gerechtvaardigde beschuldiging. Politici in Duitsland en de EU hebben dat wel gedaan heeft herhaaldelijk kritiek geuit op de VS. Toch lijkt het erop dat ze zelf in een vrij grote glazen huis zitten.
De Duitse inlichtingendienst – de Bundesnachrichtendienst (BND) – om een voorbeeld dicht bij huis te noemen, doet precies hetzelfde als de NSA in het buitenland en doet dat binnen een vergelijkbaar juridisch kader. “De verschillen tussen de BND en de NSA zijn veel kleiner dan algemeen door het publiek wordt aangenomen”, schrijven Stefan Heumann en Ben Scott in hun studeerkamer over de juridische grondslagen van internetsurveillanceprogramma's in de VS, Groot-Brittannië en Duitsland.
Heumann werkt bij de Duitse denktank Neue Verantwortung (New Responsibility), Scott was adviseur van de voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton en is nu beleidsadviseur bij het Open Technology Institute, onderdeel van de denktank New America Foundation. In hun onderzoek vergeleken de analisten de juridische grondslagen, de focus en het parlementaire toezicht op spionageprogramma's in drie landen.
Hun bevindingen: de NSA voert het grootste spionageprogramma uit en heeft het voordeel dat haar doelwitten – de internetproviders – vooral in de VS gevestigd zijn. Toch verschilt het toezicht van de NSA in essentie niet van dat van de Britse GCHQ en de BND in Duitsland. De onderliggende wetten hebben dezelfde structuur, schrijven Heumann en Scott, ook al kan “hun interpretatie verschillen”.
Heumann en Scott zijn niet de eersten die dit zeggen. De Berlijnse advocaat Niko Härting heeft bijvoorbeeld de juridische grondslagen voor het werk van de NSA en de BND met elkaar vergeleken. Hij ontdekte ook dat beide instanties in wezen hetzelfde doen, in die zin dat zij iedereen die buiten hun grondgebied woont, als "zonder rechten" beschouwen. Kortom: inlichtingendiensten mogen buitenlanders geheel ongehinderd bespioneren. Härting wijst erop dat het tenslotte de taak van buitenlandse inlichtingendiensten is om alle anderen in de gaten te houden.
Maar Heumann en Scott gaan nog een stap verder en betreuren de zwakte van de wettelijke controles op de inlichtingendiensten, die volgens hen veel te beperkt zijn.
“In alle drie de landen genieten de diensten een grote geheimhouding en vrijheid als het gaat om het verzamelen van informatie in het buitenland. Nationale wettelijke grenzen en controlemechanismen zijn alleen van toepassing op binnenlandse burgers. En in de meeste gevallen worden deze grenzen pas achteraf van kracht, zodra de communicatiegegevens in kwestie is al onderschept."
Zij concluderen dat alle drie de landen geen robuuste systemen hebben die burgers kunnen beschermen tegen ongegrond toezicht.
Van de drie landen waar ze naar keken, zeiden de auteurs dat de checks and balances in Groot-Brittannië het zwakst zijn. Noch het parlement, noch de rechtbanken zijn betrokken bij het reguleren of autoriseren van surveillanceprogramma’s. Het toezicht beperkt zich uitsluitend tot binnen de dienst zelf.
Eén punt in de vergelijking van de auteurs van Duitsland en de VS valt op als bijzonder interessant. De Amerikaanse Fisa-rechtbanken – gesloten rechtbanken die het toezicht daar autoriseren en reguleren – krijgen veel kritiek te verduren omdat ze in het geheim bijeenkomen. In Duitsland is het hetzelfde, zeggen Heumann en Scott. De zittingen van het Duitse equivalent, de parlementaire commissie van de G-10, worden ook in het geheim gehouden. “Aangezien de G-10-commissie in het geheim bijeenkomt, weten we niet of en in welke mate [zij] haar wettelijke controlebevoegdheden handhaaft”, schrijft Heumann.
In alle drie de landen zijn de wettelijke kaders die toezicht reguleren veel te vaag en te breed. Dit zijn: de Amerikaanse Foreign Intelligence Surveillance Act (Fisa), met name paragrafen 215 en 702; de British Intelligence Services Act (ISA) en de Regulation of Investigatory Powers Act (Ripa); en in Duitsland de BND Gesetz (BND-wet) en, die het onderscheppen van communicatie regelt, de G-10 Gesetz.
De auteurs van het onderzoek merken op dat de Duitse G-10-wet – net als wetten in de VS – alleen inwoners van Duitsland beschermt. Maar zodra deze mensen communiceren met iemand buiten het land, valt deze communicatie niet onder de wet en kan deze worden onderschept. Gesprekken en berichten die de grenzen overschrijden, zijn niet onderworpen aan controlemechanismen. In de praktijk opereert de BND op dit punt in een juridisch vacuüm.
In Duitsland is de bondskanselarij ook verantwoordelijk voor het reguleren van de BND. Maar het vertrouwen van het publiek in het besluit van dit orgaan om beperkingen op te leggen aan de inlichtingendienst is geschokt – niet in de laatste plaats door suggesties uit augustus dat het NSA-schandaal tot rust was gebracht zonder dat verder onderzoek nodig was.
Heumann vat samen:
“In de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Duitsland dateren de meeste juridische grondslagen voor surveillancemaatregelen door inlichtingendiensten uit een tijd waarin internet een ondergeschikte rol speelde in de communicatie. De wetten zijn voor het grootste deel zo breed geformuleerd dat ze de inlichtingendiensten buiten beschouwing laten. diensten veel ruimte om hun mandaten te interpreteren. Hoe de inlichtingendiensten hun bevoegdheden precies interpreteren, is vaak geheime informatie en als zodanig niet begrijpelijk voor het publiek.'
Door de technologische ontwikkeling is het nu mogelijk om op veel zaken toezicht te houden. Aangezien het bij het realtime filteren van internetgegevens zelden mogelijk is om direct onderscheid te maken tussen binnenlandse en buitenlandse communicatie, wordt alles eerst geregistreerd en pas daarna gesorteerd in gegevens die wel en niet kunnen worden geëvalueerd. “Met andere woorden: iedere communicatie op internet die van betekenis kan zijn voor de inlichtingendienst wordt opgeslagen en gedeeld, ongeacht welke wettelijke regeling er geldt om de verzameling van deze data te controleren”, schrijven de auteurs.
Met hun onderzoek willen Heumann en Scott de basis leggen voor een internationaal debat over surveillance. Ze suggereren hoe diensten en wetten kunnen worden gewijzigd om de privacyrechten te versterken. Deze hervorming, zo concluderen zij, is dringend nodig.
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd op Zeit Online. Vertaling door Josie Le Blond
ZNetwork wordt uitsluitend gefinancierd door de vrijgevigheid van zijn lezers.
Doneren