BAGDAD – Er komt rioolwater door de putdeksels, er is nog steeds maar 15 uur elektriciteit per dag en anarchie houdt de straten van Bagdad in zijn greep, maar gisteren brulde de tandeloze Iraakse ‘interim-raad’ van Amerika als een leeuw en vaardigde een reeks beperkingen en bedreigingen uit tegen – de druk natuurlijk.
Vooral gericht op de Arabische satellietzenders ‘Al-Djazeera’ en ‘Arabië’, die altijd de bandopnamen van Saddam Hoessein uitzenden, betekenen de bijna Orwelliaanse regels – die elk beginnen met de woorden ‘niet doen’ – dat Iraakse of buitenlandse pers en televisienieuws organisaties kunnen worden gesloten als ze “de terugkeer van de Baath-partij bepleiten of verklaringen afleggen die de Baath direct of indirect (sic) vertegenwoordigen.”
De raad, die was benoemd door de Amerikaanse proconsul Paul Bremer, gaf gisteren toe dat hij de juridische adviseurs van de heer Bremer had geraadpleegd voordat hij zijn reeks beperkingen uitvaardigde.
Trouw aan de chaos die Bagdad regeert, zei de woordvoerder van de raad, Intefadh Qanbar – de man van Ahmed Chalabi – aanvankelijk dat 'Al-Djazeera' en 'Arabië' in Irak moesten worden gesloten.
Binnen twee uur bleek dat de twee Arabischtalige zenders gestraft zouden worden voor hun vermeende overtredingen door gedurende twee weken alle medewerking te weigeren van de 'interimraad' – een straf die veel journalisten hier hen graag hadden willen opleggen.
Maar de lijst biedt niettemin een intrigerende weerspiegeling van de 'democratie' die de heer Bremer – die zijn juridische adviseurs in het late voorjaar opdracht gaf censuurregels op te stellen – aan de Irakezen wil schenken.
Sommige beperkingen zijn zo vanzelfsprekend dat ze naïef zijn.
‘Stimuleer geen geweld tegen welke persoon of groep dan ook’ had bijvoorbeeld in welk burgerlijk recht dan ook kunnen worden verankerd in plaats van in een reeks persbeperkingen.
“Stimuleer geen geweld tegen de autoriteiten of tegen mensen in een verantwoordelijke positie”, valt in dezelfde categorie.
Maar de verwijzingen naar de Baath-partij zijn duidelijk bedoeld om te voorkomen dat de Irakezen de stem van Saddam horen.
Beide Arabische zenders hebben de volledige opnames van Saddam doorgenomen, inclusief zijn meest sinistere toespraak met zijn verontrustende uiting van genegenheid voor de bevolking van Bagdad – “Ik mis jullie, mijn liefsten” – maar de regel laat zien hoe bang de Amerikaanse autoriteiten nu zijn geworden voor Sympathisanten van Saddam.
Nadat ze de wereld hebben verteld dat de meeste Irakezen blij zijn met hun 'bevrijding' en de komende 'democratie', zijn de autoriteiten zich er duidelijk van bewust dat veel Irakezen daar helemaal niet zo over denken.
Journalisten en anderen moeten de autoriteiten ook op de hoogte stellen van “elke daad van sabotage, criminele activiteit, terrorisme of enige gewelddadige actie…voor of nadat een aanval plaatsvindt.”
Journalisten – zelfs niet die van 'Al-Djazeera' – worden vooraf gewaarschuwd voor hinderlagen, maar de regel vraagt hen feitelijk om assistenten van de bezettingsautoriteiten te worden.
Veel Irakezen zouden met goede reden zeggen dat de angstige Amerikaanse troepen die zoveel onschuldige Irakezen hebben gedood voor, tijdens of na aanvallen op hun konvooien, net zo gevaarlijk voor hen zijn als de guerrilla's die de Amerikanen aanvallen.
En het is duidelijk dat de beperkingen zo kunnen worden geïnterpreteerd dat ze van toepassing zijn op vrijwel elke verslaggever in Irak.
Een bericht waarin Saddam wordt geciteerd of waarin de soms brutale huisinvallen van de Amerikanen worden beschreven, kan worden geacht de Baath-partij te hebben 'vertegenwoordigd' of Irakezen tot geweld te hebben aangezet.
Er zijn voorbeelden geweest in de bloeiende nieuwe Iraakse vrije pers – alleen al in Bagdad bestaan nu meer dan honderd kranten – van het aanzetten tot 'jihad' tegen de bezettingsautoriteiten en van totaal valse informatie over het gedrag van de Amerikaanse troepen.
Maar de opening van een school voor journalistiek zou meer goeds doen dan de 'niet doen'-lijst van gisteren.
Zoals de zaken er nu voorstaan, zou zelfs het melden van de moord – of de moorden – gisteren nabij de soennitische stad Falujah door een raketafvurende Amerikaanse helikopter – kunnen vervallen in 'aanzetten tot geweld'.
Amerikaanse troepen zeggen dat ze vanuit een huis in de stad onder vuur kwamen te liggen en “één vijand” hebben gedood.
Maar ziekenhuisartsen gaven de namen van drie vermoorde mannen, allemaal leden van dezelfde familie: Ali, Saad en Salem al-Jumaili.
Van één van hen werd gezegd dat hij een onschuldige boer was wiens twee kinderen gewond raakten toen hij werd vermoord.
Later werden Amerikaanse troepen gezien die foto's maakten in de twee gebouwen die werden getroffen.
Op de vloer lagen plassen bloed.
ZNetwork wordt uitsluitend gefinancierd door de vrijgevigheid van zijn lezers.
Doneren